Minder werknemers met plooibare contracten

Niet alleen in het laatste kwartaal van 2024, maar ook in de eerste drie kwartalen van 2024 was het aantal werknemers met een  lager dan in hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Het aantal flexibele arbeidsrelaties daalde eerder aan het begin van de coronacrisis (in 2020), maar nam vanaf het tweede kwartaal van 2021 toe ten opzichte van het jaar daarvoor.

Meer werknemers met vaste arbeidsrelatie

Tegenover de daling van het aantal flexwerknemers stond een toename van 51 duizend vaste werknemers en 14 duizend zelfstandigen ten opzichte van een jaar eerder. In het vierde kwartaal van 2024 was 27 procent van de werkzame beroepsbevolking een flexwerknemer, 56 procent een werknemer met een vaste arbeidsrelatie, en 17 procent zelfstandige.

Werkzame beroepsbevolking (15 tot 75 jaar)
2023 1e kwartaal 65 105 87
2023 2e kwartaal 108 19 60
2023 3e kwartaal 120 37 22
2023 4e kwartaal 101 15 18
2024 1e kwartaal 98 -30 29
2024 2e kwartaal 105 -57 43
2024 3e kwartaal 82 -74 32
2024 4e kwartaal 51 -53 14

Minder flexwerknemers met uitzicht op vast contract

Het CBS en TNO onderscheiden verschillende typen flexibele contracten van werknemers, die in meer of mindere mate zekerheid van werk en inkomen bieden. De daling van het aantal werknemers met een flexibele arbeidsrelatie zat vooral bij werknemers met een tijdelijk dienstverband met uitzicht op vast: 43 duizend. Daarmee had 23 procent van de flexwerknemers dit type dienstverband, tegen 24 procent in het vierde kwartaal van 2023. Ook in het tweede en derde kwartaal van 2024 werd deze groep kleiner ten opzichte van hetzelfde kwartaal een jaar eerder. Eerder was er nog een toename (vanaf het eerste kwartaal van 2022).

Het aantal oproep- en invalkrachten nam juist toe, met 12 duizend. Eind 2024 was 36 procent van de flexwerknemers oproep- of invalkracht, ten opzichte van 35 procent aan het einde van 2023.

Werknemers met flexibele arbeidsrelatie, 4e kwartaal
Oproepkracht of
invalkracht
958 946
Werknemer tijdelijk,
uitzicht op vast
609 652
Werknemer tijdelijk
(1 jaar of langer)
393 394
Uitzendkracht 360 369
Werknemer tijdelijk
(korter dan 1 jaar)
246 267
Werknemer flex
(contract onbekend)
96 88

Mensen met basisonderwijs of vmbo-diploma vaker flexwerknemer

De meerderheid van de werkenden volgt geen onderwijs: 8 miljoen in het vierde kwartaal van 2024. Daarvan hebben 1,4 miljoen het basisonderwijs afgerond of een vmbo-diploma behaald, hebben 2,9 miljoen een havo-, vwo- of mbo-diploma, en 3,7 miljoen een hbo- of universitair diploma.

Van de niet-onderwijsvolgende werkenden met basisonderwijs of vmbo was 22 procent flexwerknemer. Dat is een groter deel dan onder werkenden met een havo-, vwo- of mbo-diploma (18 procent) of een hbo- of universitair diploma (17 procent). Degenen met een havo-, vwo- of mbo-diploma hadden iets vaker dan de andere groepen een vaste arbeidsrelatie (64 procent), en hbo- en universitair geschoolden waren naar verhouding vaker zelfstandigen (20 procent).

Daarnaast waren er 1,8 miljoen werkenden die wel onderwijs volgden. Daarvan was 67 procent flexwerknemer; dit zijn vaak jongeren die een bijbaan hebben naast hun opleiding.

Niet-onderwijsvolgende werkenden¹⁾, 4e kwartaal 2024
Basisonderwijs, vmbo, mbo1 818 297 239
Havo, vwo, mbo2-4 1894 518 529
Hbo, wo 2306 629 730
¹⁾ Naar behaald onderwijsniveau, exclusief onderwijsniveau onbekend.

Plaats een reactie